Ambassadeur Leontine Coelewij

Leontine Coelewij, foto Boudewijn Bollmann

Leontine Coelewij is conservator bij het Stedelijk Museum Amsterdam en ambassadeur van het kunstwerk Observatorium van Robert Morris. Het Stedelijk Museum was destijds belangrijk bij de herplaatsing van Observatorium in Lelystad (1977). Coelewij is gespecialiseerd in deze (kunst)historische periode.

“Het Stedelijk Museum en het kunstwerk Observatorium van Robert Morris delen een geschiedenis. Observatorium is gemaakt in het kader van de tentoonstelling Sonsbeek buiten de perken, die is samengesteld door Wim Beeren. Hij moest er zijn baan bij het Stedelijk voor opzeggen om die tentoonstelling te maken!

In die tentoonstelling was een radicaal andere opvatting te zien van wat beeldhouwkunst zou kunnen zijn. En de tentoonstelling was ook verspreid over verschillende plekken in Nederland. Geen beelden op sokkels in het park, maar land art zoals Broken Circle|Spiral Hill van Robert Smithson in Emmen en Observatorium van Robert Morris in Velsen. Het zijn werken die zich niet afzetten tegen de natuur, maar er deel van uitmaken of er een relatie meegaan. Je zou bijna kunnen zeggen dat het een soort gereedschappen zijn om de natuur anders te ervaren. Je moet sowieso al buiten zijn om het te ervaren.

Observatorium kon niet blijven in Velsen. Er moest een nieuwe locatie voor worden gevonden. Bij die herplaatsing van het kunstwerk in Flevoland speelde Edy de Wilde, die toen directeur was van het Stedelijk, een belangrijke bemiddelende rol. Het kunstwerk ligt nog steeds redelijk vrij in het landschap; zoveel ruimte krijgen in het volle Nederland is best bijzonder.”

Buiten en binnen

“Ik ben gespecialiseerd in kunst gemaakt tussen 1960 tot en met 1990, dat is dus de periode waarin Robert Morris werkte. Wat ik interessant vind aan de kunst uit die periode is dat kunstenaars echt op zoek waren om de grenzen te verleggen van de kunst. Dat deden ze op heel veel verschillende manieren, bijvoorbeeld door op zoek te gaan naar nieuwe plekken om kunst te maken, of door elementen uit de natuur in hun werk incorporeren. Dat is voor mij interessant, omdat ik natuurlijk in een museum werk en de kunstenaars in die tijd dat museum juist gingen uitdagen.

Het Stedelijk Museum Amsterdam heeft een bijzonder kunstwerk van Robert Morris in de collectie, dat ik een paar jaar geleden opnieuw heb laten uitvoeren. Het heet Amsterdam project en komt uit 1969, dus twee jaar voor Observatorium. Het zijn instructies: Robert Morris geeft de mensen die in het museum werken de opdracht om verschillende brandbare materialen te verzamelen, en om die voor een bepaalde periode neer te leggen in de expositie. Hij gaf voorbeelden van wat dat materiaal zou kunnen zijn, bijvoorbeeld: kolen, olie, houtblokken, papier. Hij liet de buitenwereld letterlijk naar binnen brengen.

Waarom wilde hij dat? Hij zocht de wisselwerking tussen binnen en buiten, en hij was geïnteresseerd in nieuwe materialen die ook een andere vorm kunnen aannemen. Daar komt ook zijn interesse in het verloop van tijd bij. Dit kunstwerk is procesmatig, het kunt een verloop: om de paar dagen kwamen er weer nieuwe materialen bij. Aan het einde bleef er helemaal niets meer over, want op de allerlaatste dag van de tentoonstelling moesten alle materialen worden verzameld en op een veilige plek buiten het museum in brand gestoken worden. Dat hebben we ook gedaan. Dat was niet zo makkelijk, want je mag niet zomaar een vuurtje aansteken hier voor de deur.”

Zon als materiaal

“Het procesmatige karakter van Observatorium vind ik heel interessant. Het is een kunstwerk dat nooit ‘af’ is. Het verloop van tijd is belangrijk, omdat Observatorium iedere dag anders is.

Het is interessant om na te denken wat de definiërende aspecten van dit kunstwerk zijn. Het kunstwerk heeft een sterke formele kant, met de cirkels van de wallen en de driehoeken van de wiggen - in die zin is Morris in dit kunstwerk schatplichtig aan het minimalisme. Kenmerkend voor kunst in de tijd is ook het gebruik van natuurlijke materialen. De wallen van Observatorium zijn van aarde, er groeit gras op. Maar je zou kunnen zeggen dat de zon, of de positie van de zon, net zo goed een element van het kunstwerk is. Misschien zou je zelfs kunnen zeggen dat ‘tijd’ een materiaal is voor hem. Dat idee trekt mij aan.

Ik heb het kunstwerk helaas nog maar eenmaal bezocht - en niet eens op een hele bijzondere dag. Ik zou daarom graag een keer tijdens de zomer- of winterwende het werk zien, als de zonsopkomst te zien is door de vizieren van het kunstwerk. Maar toen ik er in de zomer was, vond ik het al heel fijn om er wat langere tijd te zijn. Het is bijzonder dat je echt in dit werk kunt opgaan. Het is geen werk waar je vóór staat, maar je bent er echt ín. Het omgeeft je, je kunt erin ondergedompeld worden.”